Euro 7: Hoge kosten dreigen, aldus autobranche
De Europese Vereniging van Automobielfabrikanten (ACEA) neemt kennis van de overeenkomst over Euro 7 die is bereikt door nationale ministers. "Het standpunt van de lidstaten is een verbetering ten opzichte van het Euro 7-voorstel van de Europese Commissie, dat volledig onevenredig was en hoge kosten met zich meebrengt voor de industrie en klanten, met beperkte milieuvoordelen", aldus Sigrid de Vries, algemeen directeur van ACEA.

"Het is verstandig dat de Raad streeft naar voortzetting van de effectieve Euro 6/VI-tests. Echter, in vergelijking met de huidige regelgeving, is Euro 7 veel breder voor nieuwe auto's, bestelwagens en vooral zware voertuigen, wat aanzienlijke technische inspanningen en testwerk vereist. Hierdoor zullen enorme extra investeringen van onze industrie nodig zijn in een tijd waarin al onze middelen worden ingezet voor decarbonisatie."
"Onze industrie is volledig toegewijd aan het aanpakken van luchtvervuiling en klimaatverandering", voegde De Vries eraan toe. "We roepen lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie nu op om samen te werken aan een Euro 7-regelgeving die ons in staat stelt om ons te richten op deze dubbele doelstellingen, terwijl voertuigen betaalbaar blijven en onze sector concurrerend blijft."
De EU heeft al een van 's werelds meest uitgebreide en strikte benaderingen van uitstoot van vervuilende stoffen door voertuigen, zoals stikstofoxiden (NOx) en deeltjes. Dankzij geavanceerde technologie zijn uitlaatgasemissies nauwelijks meetbaar. Terwijl de discussies voortduren, blijft de industrie zich inzetten voor het vinden van een evenwichtige oplossing die milieuzorgen aanpakt zonder de automotivesector te overweldigen met buitensporige kosten.
Standpunt van de Raad van EU
De Raad heeft zijn standpunt (algemene oriëntatie) aangenomen over het verordeningsvoorstel voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, met betrekking tot hun emissies en de duurzaamheid van batterijen, beter bekend als Euro 7. De nieuwe verordening, die voor het eerst auto's, bestelwagens en zware voertuigen in één wetgevingstekst samenbrengt, moet adequatere regels voor voertuigemissies opleveren en de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door het wegvervoer verder terugdringen.
Het standpunt van de Raad zorgt voor een evenwicht tussen strenge eisen inzake voertuigemissies en extra investeringen voor de industrie, op een moment dat Europese autofabrikanten omschakelen naar de productie van emissievrije auto's. De algemene oriëntatie behoudt de bestaande emissiegrenswaarden en testomstandigheden voor lichte bedrijfsvoertuigen. Voor zware bedrijfsvoertuigen zijn deze waarden lager en zijn de testomstandigheden licht aangepast. Euro 7 bevat ook een specifieke bepaling voor stadsbussen die de samenhang met de onlangs voorgestelde nulemissiedoelstelling voor 2030 voor deze voertuigen garandeert.
De Raad stelt een aantal pragmatische wijzigingen in het Commissievoorstel voor, zonder de milieu- en gezondheidsdoelstellingen uit het oog te verliezen. Enkele voorbeelden:
• het standpunt van de Raad handhaaft de bestaande testvoorwaarden en emissiegrenswaarden (zoals vastgelegd in Euro 6) voor voertuigen van de categorieën M1 en N1 (personenauto's en bestelwagens);
• in het geval van M2- en M3-voertuigen (bussen en toerbussen) en N2- en N3-voertuigen (zware bedrijfsvoertuigen) zijn de emissiegrenswaarden lager en zijn de testomstandigheden licht aangepast ten opzichte van Euro 6/VI;
• in de tekst van de Raad worden de grenswaarden voor de emissie van remdeeltjes en voor de slijtage van banden beter afgestemd op de internationale normen van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa;
• er wordt rekening gehouden met de onlangs voorgestelde nulemissiedoelstelling voor 2030 voor stadsbussen;
• er worden ook duidelijke termijnen bepaald voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen (door de Commissie) om de marktdeelnemers duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden.
De op 25 september bereikte algemene oriëntatie vormt het formele onderhandelingsstandpunt van de Raad. Daarmee krijgt het voorzitterschap van de Raad een mandaat voor verdere onderhandelingen met het Europees Parlement zodra dit zijn standpunt heeft bepaald.
